Veelgestelde algemene vragen
Op deze pagina zijn een aantal veelgestelde vragen weergegeven met betrekking tot de Machinerichtlijn.
Mogen machines zonder vermoeden van overeenstemming in de handel worden gebracht?
Wanneer er voor een machine geen vermoeden van overeenstemming bestaat, mag deze in de handel worden gebracht, mits de machine voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen eisen van de Machinerichtlijn.
Indien er een incident met letsel plaatsvindt met een machine waarvoor geen vermoeden van overeenstemming bestaat, dient de fabrikant of zijn gevolmachtigde aan te tonen op welke wijze hij heeft voldaan aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen.
Indien er voor de machine wel een vermoeden van overeenstemming bestaat, ligt de bewijslast bij de toezichthouder (de Arbeidsinspectie) of eventueel de rechter. Dit houdt in dat zij aan moeten tonen dat niet is voldaan aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen, rekening houdende met de stand van de techniek ten tijde van de bouw, technische en economische eisen. In de praktijk betekent dit dat er wordt getoetst of aan de eisen van de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen is voldaan.
Sinds wanneer is de Machinerichtlijn van kracht?
De Machinerichtlijn is van kracht sinds 1 januari 1993. Op die datum begon de zogenaamde overgangstermijn. Dit hield in dat de richtlijn toegepast mocht worden, maar nog niet wettelijk verplicht was. Op 1 januari 1995 werd de richtlijn wettelijk verplicht. Iedere machine die vanaf die datum in de handel is/wordt gebracht moet voldoen aan de richtlijn.
Op welke producten is de Machinerichtlijn van toepassing?
De Machinerichtlijn is van toepassing op de volgende producten:
a) machines;
b) verwisselbare uitrustingsstukken;
c) veiligheidscomponenten;
d) hijs- en hefgereedschappen;
e) kettingen, kabels en banden;
f) verwijderbare mechanische overbrengingssystemen;
g) niet voltooide machines.