Menu

EMC-richtlijn

Voorafgaand aan de officiƫle tekst van de richtlijn zijn de overwegingen van de Raad van de Europese Gemeenschappen opgenomen. Deze overwegingen geven aan welke uitgangspunten hebben geleid tot het tot stand komen van de EMC-richtlijn en wat het doel van de richtlijn is.

De opbouw van de EMC-richtlijn

De richtlijn bestaat uit 4 hoofdstukken en 7 bijlagen.

In de hoofdstukken is onder andere vastgelegd wat het toepassingsgebied is van de richtlijn, de conformiteitsbeoordelingsprocedure voor apparaten en een aantal algemene eisen.

  • Bijlage I geeft de essentiĆ«le eisen voor apparaten en vaste installaties.
  • Bijlage II geeft de conformiteitsbeoordelingsprocedure die gevolgd kan worden om aan de eisen van bijlage I te voldoen door middel van interne productiecontrole.
  • Bijlage III geeft de conformiteitbeoordelingsprocedure omvattende de procedure van bijlage II, aangevuld met controle van de procedure door een aangemelde instantie.
  • Bijlage IV geeft aan welke gegevens in de technische documentatie en in de EG-verklaring van overeenstemming moeten worden opgenomen.
  • Bijlage V behandelt de grafische eisen voor de CE-markering.
  • Bijlage VI geeft een opsomming van de eisen waaraan een aangemelde instantie moet voldoen.
  • Bijlage VII bevat de concordantietabel van Richtlijn 89/336/EG en de onderhavige richtlijn.

De werkingssfeer van de EMC-richtlijn

De richtlijn is van toepassing op apparaten en vaste installaties die elektromagnetische storingen kunnen veroorzaken of waarvan de werking door deze storingen kan worden aangetast.

Apparaten en installaties waarop de EMC-richtlijn niet van toepassing is

De richtlijn is niet van toepassing op:

  • radioapparatuur gebruikt door radioamateurs (zelfgebouwde zenders). Op apparatuur die in de handel verkrijgbaar is, is de richtlijn wel van toepassing;
  • uitrusting die onder Richtlijn 1999/5/EG valt;
  • luchtvaartproducten, onderdelen en uitrustingsstukken als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart;
  • op apparaten en vaste installaties die vanwege de inherente aard van hun fysische eigenschappen:
    geen elektromagnetische emissies kunnen produceren of niet kunnen bijdragen tot de productie van elektromagnetische emissies van een niveau dat hoger ligt dan het niveau waarop radio- en telecommunicatieapparatuur en andere uitrusting overeenkomstig hun bestemming kunnen functioneren; en
  • zonder onaanvaardbare verslechtering functioneren in aanwezigheid van elektromagnetische storingen die normaal gesproken het gevolg zijn van het gebruik overeenkomstig hun bestemming.